Zeist, November 1931
Geachte Redactie,
Ik zal het zeer op prijs stellen als U onderstaand
artikel in het belang der blindenzaak in Uw blad wilt opnemen.
Bij voorbaat dank.
Hoogachtend,
G.A. ALDUS.
Dr. A. van Voorthuijsen, Inspecteur van het
Buitengewoon Lager Onderwijs, schrijft in het Tijdschrift voor
Buitengewoon Onderwijs:
KANTOORWERKZAAMHEDEN VOOR BLINDEN.
Een leerling van het Instituut ,,Bartiméus” te Zeist
heeft het bewijs geleverd, dat bij de aanwezigheid van een goeden
aanleg en een behoorlijke wilskracht, een blinde het zoover kan
brengen, dat hij door kantoorwerkzaamheid in eigen onderhoud voorziet.
Het is van belang van dit geval eenigszins uitgebreid mededeeling te
doen, daar er groote behoefte bestaat aan geschikt werk voor blinden,
die geen voldoende bevrediging vinden in den meest eenvoudigen
handenarbeid van mattenvlechten en mandenmaken. Op alle Nederlandsche
blindeninstituten wordt thans gepoogd blinden op te leiden voor
kantoorwerkzaamheid. Getracht wordt enkele leerlingen te bekwamen in het
met behulp van braillekortschrift opnemen van brieven en in het verder
uitwerken van deze brieven op de gewone schrijfmachine.
Een andere weg is op ,, Bartiméus” gevolgd met Jacob
de Boer. Deze jongen, thans 17 jaar oud en geheel blind, is de zoon van
een Urker visscher. Zijn gezichtsvermogen was van af de geboorte
slecht; de volledige blindheid dateert echter van zijn zesde jaar, toen
beide oogen ernstig werden verwond door de onvoorzichtigheid van een
vriendje, die hem met een tak in de oogen sloeg. Op zevenjarigen
leeftijd komt Jacob op ,,Bartiméus”, waar hij het zoo goed maakt, dat
aan de gewone schoolvakken, de drie moderne talen, het Esperanto en het
machine-schrijven kunnen worden toegevoegd.
Na het diploma voor machineschrijven te hebben
behaald, krijgt Jacob door bemiddeling van den Directeur der school een
plaats op het kantoor van den houthandel der firma Jongeneel te
Utrecht. Op dit kantoor heeft hij tot taak de brieven, die door de
dictafoon worden opgenomen, voor verzending gereed te maken. Nadat
gebleken is, dat hij dit werk niet kan verrichten, wordt besloten het
kantoorleven voorloopig vaarwel te zeggen met de bedoeling het gebruik
van de dictafoon grondig te leeren.
Dan begint voor Jacob een tijd van groote inspanning,
een tijd van hardnekkig volhouden om de door de machine gesproken
woorden zoo zorgvuldig mogelijk en zonder fouten te tikken op zijn
,,Remington”. De strijd gaat vooral tegen de fouten, want de controle
van den zienden mensch kan door de blinde niet worden uitgeoefend.
Zooals het er staat blijft het er staan en het nalezen van den brief
met de bedoeling enkele tikfouten te verbeteren is voor den blinde
uitgesloten.
Voor het opnemen van brieven met behulp van de
dictafoon zijn drie apparaten noodig. Vooreerst een apparaat, waarin
wordt gesproken en waarmede de woorden worden opgenomen op een rol, op
dezelfde wijze als een redevoering op een gramofoonplaat wordt
vastgelegd. Een tweede apparaat dient om het gesprokene terug te laten
zeggen en gelykt in wezen geheel op een gramofoon met dit verschil dat
de woorden afgeluisterd worden door middel van een koptelefoon en het
toestel elk oogenblik door het verbreken van een electrisch contact,
dat met den voet wordt bediend, kan worden stilgezet. Ten slotte is er
een derde instrument om de rollen, die vele malen gebruikt kunnen
worden, voor een nieuwe brief of voor een reeks nieuwe brieven glad te
schaven.
Nadat voldoende oefening is verkregen en daarbij de
noodige vaktermen van het houtbedrijf zijn aangeleerd, keert Jacob op
het kantoor terug. Hij wordt in de buurt van de zaak in de kost gedaan
en dagelijks haalt iemand van het kantoor, die toch langs het kosthuis
loopt, hem af en brengt hem weer thuis.
De Directeur en ook de Chef van het kantoor zijn zeer
tevreden met den arbeid van den dictafonist. De snelheid, waarmede het
werk wordt verricht is ongeveer gelijk aan de snelheid van een typiste,
die stenografisch opneemt. Het aantal fouten is uitermate gering en
het werk ziet er keurig uit. Als er onduidelijkheden in de opgave
voorkomen, loopt Jacob zelf naar de telefoon om opheldering te vragen,
aan degene, die den brief heeft opgegeven. In den laatsten tijd komt
het voor, dat zelfs Duitsche en Engelsche brieven via de dictafoon
worden getypt.
Op mijn nadrukkelijke vraag verklaart de Chef van het
kantoor, dat een geheel volwaardige den arbeid, die aan den blinden
kantoorbediende is opgedragen, niet beter kan verrichten. Met deze
uitspraak hebben we het gevoel, dat wij iets verder zijn gekomen met
den arbeid, die aan blinden, althans aan enkele blinden, kan worden
toevertrouwd.
Een woord van gelukwensch met het behaalde succes is hier op
zijn plaats voor de leerkrachten, die Jacob hebben opgeleid en een woord
van dank aan de Directie der firma Jongeneel, die haar aandeel heeft
bijgedragen aan de oplossing van het A.V.O. vraagstuk.