zondag 29 januari 2012

Plaatsing van blinde meisjes in de maatschappij

Het zal nu ongeveer een jaar geleden zijn, dat een onzer patiënten mij een courant ter lezing gaf, waarin de Directrice van het Sanatorium Sonnevanck te Harderwijk een stukje schreef over het blinde meisje, dat aldaar werkte. Het stukje trof mij en toen wij in het najaar een nieuwe dienstbode noodig hadden, besprak ik deze kwestie met den Geneesheer-directeur. Er werd besloten om hier ook met een blind meisje de proef te nemen. Ik schreef dit aan den heer Aldus te Zeist, die den volgenden dag reeds kwam om een meisje aan te bevelen.

Zoo kregen wij Kaatje begin October hier als tweede dienstbode in het Zusterhuis. De vader en moeder van Kaatje brachten haar. De blijdschap der ouders over het feit, dat hun kind nu ook een zelfstandige plaats in de maatschappij kreeg, was ontroerend. Nu is Kaatje al ongeveer 5 maanden bij ons. Het is wonderlijk om te zien, hoe zeker ze door het huis loopt, soms met een blad vol glazen en kopjes, zonder iets te breken of tegen iets aan te stooten. Kaatje wascht alles af, wat in het Zusterhuis gebruikt wordt, ze dekt de tafels, veegt de trappen en gangen, poetst de vorken en lepels, en doet allerlei huishoudelijke werkjes. Zij is den geheelen dag bezig.


Daar alles zoo goed met Kaatje ging, aarzelden wij niet om met een tweede blind meisje eveneens een proef te nemen, die nu in de keukenafdeeling van het Sanatorium werkzaam is. Natuurlijk moet de naaste omgeving extra opletten en behulpzaam zijn, maar zij, die hulp geven, waardeeren te meer het groote geluk om zelf goed te kunnen zien. Verder worden de beide blinden als gewone menschen behandeld en nooit beklaagd of voorgetrokken.


Ik geloof, dat het op onzen weg ligt om meer aandacht te wijden aan onze blinde medemenschen, die behalve dat zij het gezicht missen, ook het voorrecht ontberen om te werken en nuttig te zijn.

Vooral grootere inrichtingen, waar voor blinden steeds geschikt werk te vinden is, kunnen op dit gebied wellicht meer doen dan tot heden het geval is. Onbekend maakt onbemind, reden, waarom wij in het kort onze gunstige ervaring met onze blinde meisjes wilden mededeelen.
F.N. VAN STEIN CALLENFELS.
Directrice Sanatorium Zonnegloren, Soest.


In het Maart No. van ,,Refájah,” Chr. Maandblad voor Ziekenverpleging, wordt aan bovenstaand schrijven toegevoegd:

Gaarne plaatsen we deze belangrijke bijdrage tot de casuïstiek der welgeslaagde tewerkstelling van blinde meisjes, waarop we inzonderheid de aandacht vestigen van geneesheeren-directeur en directrices van inrichtingen. Naar de heer G.A. Aldus, Pauw van Wieldrechtlaan 11 Zeist me meedeelde, heeft hij nog verschillende aanmeldingen. Hij wijst er op , dat deze meisjes een zeer stabiel deel van het personeel vormen, daar zij zich, wat begrijpelijk is, niet gemakkelijk verplaatsen, wat ook voor de inrichtingen zelf van belang kan zijn. Als men hem bij een vacature vraagt, kan hij zoo goed als zeker helpen.

V.D.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten