zondag 29 januari 2012

Openingsrede

                                                                                                                                                      16 Oct. 1919

Geacht Bestuur, Dames en Heeren,

Bij de opening van ons nieuw Blindeninstituut zij het mij in de eerste plaats vergund, mijn dank te brengen aan het Bestuur van B. voor het groote vertrouwen in mijn vrouw en mij gesteld, door ons de leiding van deze inrichting toe te vertrouwen.

Dit is niet bedoeld als zinledige frase. Wij zijn ons bewust, hoe groote verantwoordelijkheid ons dit op de schouders legt. In een gewone school heeft de onderwijzer zijne leerlingen eenige uren per dag onder zijne leiding en blijft de taak der opvoeding voor ’t grootste gedeelte op het gezin rusten. Hier worden de kinderen geheel aan ons toevertrouwd. We zullen den ganschen dag met ze samen leven, lief en leed met elkaar deelen. Samen vormen we één gezin, een christelijk gezin, waar de liefde zal moeten heerschen, waar we elkaar zullen moeten leeren verdragen met al onze zonden en gebreken.

Dat het geen gemakkelijke taak is, hoofd van zulk een gezin te zijn, behoef ik u niet te zeggen. We hebben er dan ook zeer tegen opgezien, de verantwoordelijkheid hiervoor op ons te nemen, maar hebben toch gemeend, waar God ons hiertoe riep, in zijn weg te moeten gaan, wetende dat zijn kracht in zwakheid volbracht wordt.

Ook wil ik het Bestuur van B. hier dank zeggen voor de onbekrompen wijze, waarop ze het Instituut hebben ingericht. Zooals u straks bij de bezichtiging zal blijken, ziet alles er keurig en frisch uit. Moesten er dure leermiddelen zijn en zag ik wel eens tegen de uitgave aan, dan was steeds het antwoord: als u het noodig vindt, moet het er komen.
Hiervoor was veel zorg en moeite, veel geloof en gebed noodig.

Een der bestuursleden getuigde, dat hij met B. opstond en naar bed ging en zoo zullen er zeker meer zijn.
Het resultaat van al dien arbeid staat thans vóór ons in een inrichting waar onze vereeniging trotsch op mog zijn.

Wat het onderwijs aangaat, we beginnen heel klein. De meeste onzer leerlingen zijn beginnelingen, die het gewone blindenonderwijs zullen volgen: braille lezen en schrijven, rekenen, taal, handenarbeid, enz.
Elken morgen hopen we echter te beginnen met hun uit de Schrift te onderwijzen de dingen, die ze tot hunnen bestemming noodig hebben. Veel tijd zal, ook in het gezin, besteed worden aan muziek en de beoefening van het Christelijk lied. Indien noodig, zullen ook Fransch, Duitsch en Engelsch worden onderwezen.

Behalve school is onze inrichting ook ambachtschool. Onze l.l. moeten zoover komen, dat ze zich zelf kunnen onderhouden, zij het dan ook op eenvoudige wijze.
Uit den aard der zaak zal dit voor den één muziek, voor een ander mandenmaker of haken zijn.
Dat we dus met onze inrichting het doel nog niet bereikt hebben, zal u duidelijk zijn.
We zullen later behoefte krijgen aan een muziekzaal met een flink kerkorgel tot opleiding van organisten, ook aan eenige pianos en orgels.
Voorts zullen we een paar ruime vertrekken moeten hebben voor het vervaardigen van manden, borstels, biezen en rieten matten, allerlei soorten van rietwerk., enz. Een flinke gymnastiekzaal zal ook al geen overbodige weelde zijn.

U ziet, het program is uitgebreid genoeg en ik roep U allen hulp en medewerking in om ons dit ideaal te helpen bereiken. Vooral onze ijverige correspondentes, die ons reeds zoo uitstekend steunden, vinden hierin nog een dankbare taak. Er zal veel en geduldige arbeid, veel gebed en geloofsvertrouwen voor noodig zijn, maar wie op God vertrouwt, bouwt op een steenrots. Gaarne wil ik ook Prof. Lindeboom dank zeggen voor al de aangename woorden, die hij ons heeft toegesproken en voor den bloei van ons instituut. Wij bevelen ons ten zeerste aan in zijn steun en medewerking.

We zullen ten zeerste prijs stellen op een aangename verhouding tot de ouders. Daar we zelf kinderen hebben, kunnen we ons eenigszins indenken, hoe zwaar het u moet vallen, uw blind kind van huis te moeten laten gaan naar een vreemde plaats temidden van vreemde menschen. Wil echter bedenken, dat we over alles, wat we van God ontvangen, slechts rentmeesters zijn, die verantwoording zullen moeten doen over wat ons werd toevertrouwd, ook over onze kinderen. Daarom moeten we het beste voor hun zoeken en dankbaar van de gelegenheid gebruik maken, om hun voor hun roeping op aarde bekwaam te maken.

Natuurlijk zullen er wel eens klachten zijn. Wij zijn ook menschen vol zonden en gebreken. Laat ik u echter mogen vragen, ze ons eerlijk en dadelijk mee te deelen. Ik geef u de verzekering, dat we er steeds een geopend oor voor zullen hebben en alles zullen doen, wat in ons vermogs is, om de oorzaak van billijke klachten weg te nemen.
Met ons Bestuur mochten we reeds een half jaar op aangename, broederlijke wijze samenwerken. We hopen, dat deze prettige en vriendschappelijke verhouding nog zal mogen worden versterkt en dat we in onderlinge waardeering samen zullen mogen arbeiden om het stekje, dat we hebben geplant en natgemaakt, te zien opgroeien tot een groote boom en dat God den wasdom zal geven tot een van zijn naam.

                 Ik heb gezegd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten